DECEMBERBRIEF 2019:( TIPS EN BELASTINGPLAN 2020)

 

Actiepunten voor de ondernemer

Profiteer nog maximaal van de zelfstandigenaftrek

 

Dit jaar bedraagt de maximale zelfstandigenaftrek € 7.280. Met ingang van 2020 wordt deze aftrek verminderd in acht stappen van € 250 per jaar en een stap van € 280 in 2028. De maximale zelfstandigenaftrek bedraagt dan € 5.000. U kunt dit jaar nog profiteren van de bestaande zelfstandigenaftrek als u aan de volgende voorwaarden voldoet:

·         u bent jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd én

·         tenminste 1.225 uren én

·         50% van uw totale arbeidstijd besteedt u aan werkzaamheden voor uw onderneming.

 

Heeft u aan het begin van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en voldoet u aan het urencriterium, dan heeft u recht op 50% van de aftrek.

Actiepunt

Om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek moet u aannemelijk kunnen maken dat u aan het urencriterium heeft voldaan. Zorg dus dat u een urenspecificatie bijhoudt van uw werkzaamheden voor uw onderneming.

 

Anticipeer op aftrekvermindering

 

De stapsgewijze overgang naar twee tariefschijven leidt vanaf 2020 ook tot beperking van de ondernemersaftrek voor ondernemers met een inkomen in de hoogste belastingschijf. Tot de ondernemersaftrek worden gerekend: de zelfstandigenaftrek, de aftrek speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, de stakingsaftrek, de mkb-winstvrijstelling en de tbs-vrijstelling. Al deze aftrekposten zijn dit jaar nog aftrekbaar tegen 51,75%. In 2020 zijn deze aftrekposten nog maar aftrekbaar tegen 46%. Jaarlijks gaat daar 3% extra vanaf, zodat in 2023 al deze aftrekposten nog slechts aftrekbaar zijn tegen het tarief van de eerste schijf van 37,05%.

Zorg dat u dit jaar zo maximaal mogelijk profiteert van de ondernemersaftrek. Wellicht kunt u winst uitstellen door aftrekposten naar voren te halen. Vraag uw adviseur welke mogelijkheden u daartoe heeft.

 

Controleer of u moet herinvesteren

 

Heeft u in het verleden een herinvesteringsreserve gevormd van de winst bij verkoop van een bedrijfsmiddel? Controleer dan of dit jaar het laatste jaar is, waarin u de reserve moet gebruiken. Dat moet immers binnen drie jaar na het jaar waarin u de herinvesteringsreserve heeft gevormd. Is dat het geval, zorg er dan voor dat u dit jaar nog investeert en voorkom daarmee dat u de reserve aan de belastbare winst moet toevoegen.

 

Spreiden investeringen voor meer KIA of niet

 

Het is ook zinvol om voor het benutten van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) te bekijken of u bepaalde investeringen nog in 2019 moet doen of dat u die beter kunt doorschuiven naar 2020. Het spreiden van investeringen kan u meer KIA opleveren. Investeert u tussen € 2.300 en € 57.321, dan krijgt u hierover 28% KIA. U kunt voor een totale investering tussen € 57.321 en € 106.150 een vast bedrag claimen van € 16.051. Voor investeringen van in totaal tussen € 106.150 en € 318.449 neemt dit vaste bedrag geleidelijk af. Boven een investeringsbedrag van € 318.449 krijgt u geen KIA meer. Spreiden van de investeringen over twee jaren is dan dus altijd voordeliger.

 

Desinvesteren of juist niet?

 

Heeft u voor uw investeringen investeringsaftrek genoten? Voorkom dan een desinvesteringsbijtelling. U krijgt hiermee te maken als u voor een bedrijfsmiddel investeringsaftrek heeft geclaimd, maar u dit bedrijfsmiddel verkoopt binnen vijf jaar na het begin van het jaar, waarin u de aftrek had geclaimd. Ook als u binnen die termijn een handeling verricht die met verkoop gelijk te stellen is - u brengt bijvoorbeeld een bedrijfsmiddel over naar uw privévermogen - krijgt u met de desinvesteringsbijtelling te maken. Check daarom altijd eerst de investeringsdatum, voordat u tot desinvesteren overgaat. Wellicht moet u dat pas in 2020 doen.

 

Stel CO2-uitstootbeperkende investeringen uit

 

De Energie-investeringsaftrek (EIA) is een extra aftrekpost van de investeringskosten op de fiscale winst bovenop de gebruikelijke afschrijving. Het aftrekpercentage bedraagt in 2019 45%. U komt hiervoor in aanmerking als uw bedrijf investeert in een energiezuinig bedrijfsmiddel dat op de zogenaamde Energielijst staat. Vanaf 2020 staan ook CO2-uitstootbeperkende investeringen op deze lijst. Bent u van plan om deze investeringen te doen? Stel ze dan uit naar volgend jaar. U moet de EIA aanvragen binnen drie maanden na het verlenen van de investeringsopdracht.

 

Voorkom dat oude IB-verliezen niet meer verrekenbaar zijn

 

Heeft u in het verleden verliezen geleden, dan kunt u die verrekenen met winsten van de voorafgaande 3 jaar of met de winsten van de 9 volgende jaren. Dit betekent dat verliezen uit 2010 na 31 december 2019 niet meer verrekenbaar zijn. Controleer daarom uw openstaande verliezen en onderneem tijdig actie, zodat u (een deel van) de verliezen wellicht toch nog kunt verrekenen. Dat kan bijvoorbeeld door omzet naar voren te halen, stille reserves in bedrijfsmiddelen te realiseren of uitgaven uit te stellen. Uw adviseur kan voor u onderzoeken welke mogelijkheden u heeft.

 

Aan de slag met uw nieuwe btw-identificatienummer

 

In oktober jl. heeft de Belastingdienst eenmanszaken het nieuwe btw-identificatienummer (het btw-id) gestuurd, dat vanaf 1 januari 2020 geldig is. Het is een persoonlijk, uniek nummer dat net als het huidige nummer bestaat uit: NL – negen cijfers – B – twee cijfers. Dit nummer vervangt het bestaande btw-identificatienummer, maar dan zonder dat daarin het burgerservicenummer (BSN) is verwerkt. Daardoor is het identificatienummer minder gevoelig voor identiteitsfraude. Het nieuwe btw-id moet u met ingang van 1 januari 2020 gebruiken voor al uw contacten met klanten en leveranciers.

 

Actiepunt

Zorg dat u uw facturen, website en andere communicatiemiddelen tijdig aanpast, zodat u vanaf 1 januari a.s. het nieuwe btw-id probleemloos kunt gebruiken. Ook is het van belang dat u bijtijds het nieuwe btw-identificatienummer doorgeeft aan uw adviseur, zodat hij/zij dit kan aanpassen in zijn/haar software en administratie.

 

Handel in de EU

Drijft u ook handel binnen de Europese Unie? Voor die situatie is het nieuwe identificatienummer vanaf 1 januari 2020 ook voor uw leveranciers te verifiëren in het uitwisselingssysteem voor btw-informatie (VIES).

Heeft u btw betaald in een ander EU-land en wilt u deze btw via de Nederlandse Belastingdienst terugvragen? Voor de elektronische btw-teruggaaf uit andere EU-landen blijft u (of uw adviseur) inloggen met uw huidige gebruikersnaam op het portaal op belastingdienst.nl/eubtw. Uw huidige gebruikersnaam is uw omzetbelastingnummer met daarvoor ‘NL’. De Belastingdienst geeft dan uw nieuwe btw-id door aan de EU-belastingdiensten, die uw verzoek om teruggaaf in behandeling nemen.   

 

Bereid u voor op 9%-tarief voor digitale media

 

De invoering van het 9%-tarief op digitale media is dit jaar een feit geworden en treedt op 1 januari 2020 in werking. Onder digitale publicaties vallen digitale boeken, kranten en tijdschriften, maar bijvoorbeeld ook audioboeken. Het uitgangspunt hierbij is steeds dat de digitale uitgaven onder het verlaagde btw-tarief vallen als deze vergelijkbaar zijn met uitgaven op fysieke dragers waarop het verlaagde tarief van toepassing zou zijn. Vanaf 1 januari 2020 mag het verlaagd tarief ook worden toegepast op het verlenen van toegang tot nieuwswebsites, zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften.

 

Actiepunt

Vallen uw digitale publicaties volgend jaar onder het verlaagd tarief, dan zult u uw administratie, facturen en de prijstelling van uw producten hierop moeten aanpassen.

 

Geen overgangsregeling

Er is bovendien geen overgangsregeling getroffen, waardoor u extra alert moet zijn bij het bepalen van het toepasselijke tarief bij het verstrekken van digitale publicaties rond de jaarwisseling. Bepalend voor het btw-tarief is het tijdvak waarin de btw moet worden aangegeven. Wordt er vooruitbetaald op bijvoorbeeld een jaarabonnement van een digitaal tijdschrift, dan is hiervoor het moment van betaling of facturatie doorslaggevend. Wordt in 2019 vooruitbetaald of gefactureerd, dan bent u 21% btw verschuldigd, maar gebeurt dit in 2020 dan bent u slechts 9% btw verschuldigd. Wordt achteraf betaald, dan is bij verkoop aan particulieren het moment waarop de verstrekte dienst is voltooid doorslaggevend voor het btw-tarief. Wordt geleverd aan ondernemers en achteraf betaald, dan is het moment van factureren (of het moment waarop uiterlijk had moeten worden gefactureerd) bepalend voor het btw-tarief.

 

Einde overgangsregeling btw-aftrek woon/werkpanden

 

Sinds 1 januari 2011 is de volledige aftrek van btw op de aankoop of bouwkosten van een woon/werkpand niet meer mogelijk. Volgens de oude regels van vóór 2011 moest u de volledig afgetrokken btw corrigeren indien en voor zover er sprake was van privégebruik van het woon/werkpand. Gedurende een periode van tien jaar (inclusief het jaar waarin het woon/werkpand in gebruik is genomen) werd hierbij rekening gehouden met zowel op- als neerwaartse wijzigingen in de verhouding privé-/zakelijk gebruik van het pand. Destijds is een overgangsregeling getroffen voor eind 2010 al bestaande of aangekochte woon/werkpanden. Op deze panden bleven de oude regels onveranderd van toepassing. De tot eind 2010 al genoten btw-aftrek op de aankoop of bouwkosten van het woon/werkpand bleef in stand en ook ná 1 januari 2011 moet jaarlijks het feitelijk privégebruik aangegeven worden voor de nog resterende herzieningsperiode. Deze overgangsregeling eindigt eind 2019. Dit is in beginsel dus het laatste jaar waarin u de oude regels nog kunt toepassen. 

 

Actiepunt

Het btw-tarief voor dit werkelijk privégebruik bedraagt nu 21%. Dat u in het verleden aftrek heeft gehad tegen een btw-tarief van slechts 19%, doet daar niet aan af.

 

Herziening van btw-aftrek bij gemengd gebruik

 

Gebruikt u goederen en diensten voor zowel belaste prestaties als vrijgestelde prestaties, dan is er sprake van gemengd gebruik. De btw die op deze goederen en diensten drukt, is niet volledig aftrekbaar. Heeft u de btw op goederen en diensten in aftrek gebracht, dan moet u jaarlijks toetsen of de in aftrek gebrachte btw nog overeenkomt met het werkelijk gebruik. Aan het eind van het jaar moet u daarom een herzieningsberekening maken. De eventueel te veel of te weinig in aftrek gebrachte btw corrigeert u dan in de aangifte over het laatste tijdvak van 2019.

 

Btw-correctie privégebruik auto van de zaak

 

U moet als ondernemer of werkgever jaarlijks btw afdragen over de waarde van het privégebruik van de auto van de zaak. Het woon-werkverkeer wordt overigens voor de btw tot het privégebruik gerekend. Betaalt uw werknemer een vergoeding voor het privégebruik, dan is deze vergoeding in beginsel tegen 21% btw belast. Als u of uw werknemer geen vergoeding betaalt voor het privégebruik maar er is wel een sluitende rittenadministratie bijgehouden, dan bedraagt de btw 21% over de uitgaven voor de werkelijk gereden privékilometers. Betaalt u of uw werknemer geen vergoeding voor privégebruik en een sluitende rittenadministratie ontbreekt, dan wordt de btw forfaitair gesteld op 2,7% (in enkele gevallen 1,5%) van de catalogusprijs (incl. bpm en btw) van de auto. De btw berekent u naar rato van het aantal dagen dat de auto (mede) voor privédoeleinden ter beschikking heeft gestaan. U geeft deze btw aan in het laatste tijdvak van het kalenderjaar.

 

Ook btw-correctie bij eigen bijdrage

De btw-correctie vindt in beginsel ook plaats wanneer u als dga of uw werknemer een vergoeding voor het privégebruik betaalt die lager is dan de zogenoemde ‘normale waarde’. Betaalt u of uw werknemer een onzakelijk lage vergoeding, dan moet die vergoeding ten minste op de normale zakelijke waarde worden gesteld. De normale waarde is het bedrag dat ‘in de markt’ moet worden betaald voor het gebruik van de betreffende auto. Die waarde is niet altijd even eenvoudig vast te stellen. Daarom mag u ook een evenredig deel van de aan het privégebruik toerekenbare totale kosten (waaronder de afschrijving) van de auto als grondslag voor de btw-correctie hanteren. Kunt u deze berekening niet maken, omdat bijvoorbeeld het aantal privékilometers niet bekend is, dan mag u toch de forfaitaire btw-correctie van 2,7% of 1,5% over de catalogusprijs toepassen. De eigen bijdrage voor het privégebruik moet dan wel lager zijn dan de normale waarde.

 

BUA-correctie voor personeelsvoorzieningen

 

De aftrek van voorbelasting voor personeelsvoorzieningen wordt op grond van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA) uitgesloten, tenzij de kosten per werknemer onder het bedrag van € 227 per jaar zijn gebleven. U moet aan het einde van het jaar beoordelen of deze grens al dan niet is overschreden. Bij overschrijding van het drempelbedrag is de btw op de kosten voor de personeelsvoorzieningen niet aftrekbaar. Tot de personeelsvoorzieningen behoren onder meer het personeelsfeest, het bedrijfsuitje, kerstpakketten en dergelijke. Voor kantineverstrekkingen geldt echter een aparte regeling.

 

Stel sluiten Brede weersverzekering uit

 

In de afgelopen jaren is gebleken dat het weer steeds extremer wordt. Dit jaar liep het kwik in Nederland bijvoorbeeld voor het eerst op tot boven de 40 graden Celsius. Dit betekent dat de kans op schade aan gewassen toeneemt. Overweegt u daartegen een Brede weersverzekering te sluiten? Wacht daar dan nog even mee tot 2020. Dan hoeft u hierover geen 21% assurantiebelasting meer te betalen.

 

Let op

U kunt ook een bijdrage in de verzekeringspremie van de Brede weersverzekering ontvangen. Deze subsidie is onlangs verlengd tot 21 januari 2025.

 

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen

 

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt een subsidie open voor varkenshouders die hun bedrijf definitief sluiten. De varkenshouderijen die hiervoor in aanmerking komen moeten een geurscore hebben van meer dan 0,4 en het bedrijf moet zijn gelegen in het concentratiegebied Zuid of Oost van de Meststoffenwet (Oost-Brabant, Noord-Limburg en delen van Gelderland). De subsidie bestaat uit een bijdrage in verband met het geheel of deels vervallen van het varkensrecht en een bijdrage vanwege het waardeverlies van de gebruikte productiecapaciteit voor het houden van varkens.

De eerste openstelling loopt van 25 november 2019 tot en met 15 januari 2020. De aanvragen worden gerangschikt naar geurscore, waarbij hogere geurscores voorrang krijgen.

 

Voortgang Brexit: eind januari 2020 exit

 

Met de instemming van het Britse parlement met de Brexit-deal en de toestemming van de EU met een uitstel van de Brexit tot 31 januari 2020, lijkt de kans groot dat de exit van het Verenigd-Koninkrijk (VK) uit de EU eind januari volgend jaar een feit wordt. Het uitstel biedt u als ondernemer in elk geval meer tijd om u hierop voor te bereiden. Daarvoor zijn er in de loop van het jaar door de overheid allerlei hulpmiddelen ontwikkeld om u te informeren en te helpen bij de Brexit, zoals:

·         het Brexit-loket, waar u onder meer een Brexit-impact-scan kunt vinden, waarmee u kunt nagaan welke gevolgen de Brexit heeft voor uw bedrijf en of u op koers ligt met de voorbereidingen;

·         een speciaal Brexit-magazine met een Douane-checklist en brexit-to-do-list;

·         opname van een interactieve track-and-trace-tool in het Brexit-loket waarmee u zelf een virtueel transport kunt ondernemen van Nederland naar de VK en andersom;

·         de Brexit-wake-up calls: podcasts waarin experts en ondernemers uit verschillende branches hun ervaringen delen en tips geven.

·          

 

Vraag btw-verlegging aan bij import

Importeert u veel goederen uit het VK? Vraag dan een zogenoemde ‘artikel 23-vergunning’ aan. Die vergunning gebruikt u bij import uit een niet-EU-land. Zoals het er nu naar uitziet, wordt het VK vanaf 31 januari 2020 een niet-EU-land vanwege de Brexit. Bent u in het bezit van een artikel 23-vergunning, dan hoeft u de btw op de geïmporteerde goederen niet bij de inklaring aan de douane te betalen. Die btw wordt dan verlegd naar uw btw-aangifte. In dezelfde aangifte kunt u de btw als voorbelasting in aftrek brengen, mits u de goederen voor btw-belaste prestaties gebruikt.

 

Let op

Noord-Ierland behoort tot het VK. Hoewel Noord-Ierland in juridische zin de EU gaat verlaten, blijven de btw-regels van de EU daar toch gelden. Dat is zo geregeld bij de Brexit-deal.

 

 

Actiepunten voor de DGA

 

Laat geen verrekenbare Vpb-verliezen verloren gaan

 

De voorwaartse verrekening van verliezen die dit jaar of in latere jaren zijn ontstaan, is in de vennootschapsbelasting – net als voor het ab-verlies  –  beperkt tot 6 jaar. Voor verliezen uit 2018 en eerdere jaren blijft de oude termijn van 9 jaren gelden. De achterwaartse verliesverrekening van 1 jaar is ongewijzigd gebleven. Een verlies uit 2010 is dus na 31 december 2019 niet meer verrekenbaar. U kunt dit voorkomen door uw winst te verhogen, bijvoorbeeld door de verkoop van een bedrijfsmiddel naar voor te halen. Vraag uw adviseur naar de mogelijkheden.

 

Vervroegd dividend uitkeren of juist niet

 

Het tarief waarmee dividenduitkeringen uit uw bv worden belast gaat in 2020 omhoog van 25% naar 26,25%. Het ligt voor de hand om er vanuit te gaan dat het vervroegen van een dividenduitkering dus voordelig is. Maar dat is niet altijd het geval. Het tariefvoordeel kan namelijk tenietgaan als het uitgekeerde dividend vervolgens tot uw privévermogen gaat behoren, waardoor u meer box-3-heffing moet betalen. Hoeveel meer hangt af van de omvang van uw box-3-vermogen.

Het uitkeren van dividend kan wel voordelig zijn als u de uitkering dit jaar nog besteedt of als u er uw lening of rekening-courant bij uw bv mee aflost.

 

Actiepunt

Bent u van plan om dividend vervroegd uit te laten keren, laat dan eerst een fiscaal adviseur de gevolgen daarvan in kaart brengen.

 

Voorkom onverrekenbaar ab-verlies

 

Verliezen uit een aanmerkelijk belang (ab) die dit jaar zijn ontstaan of in latere jaren, zijn  daarna nog 6 jaar verrekenbaar met toekomstige ab-winst, bijvoorbeeld met toekomstige dividenduitkeringen of winst bij verkoop van uw ab-aandelen. Voor ab-verliezen uit 2018 en eerdere jaren blijft de oude termijn van 9 jaren gelden. De achterwaartse verliesverrekening van 1 jaar is ongewijzigd gebleven. Een ab-verlies uit 2010 is dus na 31 december 2019 niet meer verrekenbaar. Door tijdig actie te ondernemen, kunt u (een deel van) de verliezen wellicht toch nog verrekenen. Vraag uw adviseur naar de mogelijkheden die u daartoe heeft.

 

Actiepunt

Heeft u een onverrekenbaar ab-verlies in box 2, omdat u geen aanmerkelijk belang meer heeft? U kunt dan in de 9 jaren na het jaar waarin u het ab-verlies hebt geleden, het ab-verlies laten omzetten in een belastingkorting in box 1. Deze korting kunt u – na een wachttijd - verrekenen met de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in box 1.

 

 

 

 

Minder en later tariefsverlaging

 

De tarieven van de vennootschapsbelasting (Vpb) gaan in 2020 minder omlaag dan vorig jaar was besloten. Het 19%-tarief voor belastbare winst tot € 200.000 gaat naar 16,5% (en in 2021 naar 15%), maar het 25%-tarief voor belastbare winst boven € 200.000 gaat pas omlaag in 2021. Bovendien gaat dit tarief dan niet naar 20,5% maar naar 21,7%.

Met name als uw winst onder de € 200.000 blijft, heeft het uitstellen van winst op korte termijn zin. Als u verwacht dat uw winst dit jaar net boven de grens van € 200.000 zal uitkomen, is het ook zinvol om dit jaar uw winst te verlagen. U betaalt dan immers 19% in plaats van 25% vennootschapsbelasting. U kunt wellicht omzet uitstellen of investeringen naar voren halen (dit leidt op zich niet direct tot lagere winst, maar wel indirect doordat u KIA kunt claimen).

 

Voorkom bijbetaling vennootschapsbelasting

 

Laat een reële inschatting maken van de verschuldigde vennootschapsbelasting in 2020, zodat uw bv niet een te lage voorlopige aanslag voor de vennootschapsbelasting krijgt opgelegd. Als uw bv na afloop van het jaar vennootschapsbelasting blijkt te moeten bijbetalen, dan loopt uw bv het risico daarover - bij de huidige rentestand - 8% belastingrente in rekening gebracht te krijgen.

 

Actiepunt

Laat ook controleren of u over 2019 voldoende vennootschapsbelasting heeft betaald. Misschien doet uw bedrijf het beter dan u begin 2019 had verwacht en is uw winst waarschijnlijk hoger. Verzoek dan om een aanvullende voorlopige aanslag.

 

Is verbreken fiscale eenheid voordelig?

 

Behoort uw bv tot een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting? In dat geval kan het vanwege de tariefstructuur voordelig zijn om deze te verbreken. Winst boven € 200.000  wordt ook volgend jaar belast met 25% vennootschapsbelasting, daaronder met 16,5%. In de fiscale eenheid worden alle winsten en verliezen van de deelnemende vennootschappen samengevoegd en belast bij één vennootschap (de moedervennootschap). Die winst - en dus de vennootschapsbelasting - kan hoger zijn dan wanneer alle bv’s zelfstandig worden belast.

 

Controleer of u minder moet afschrijven op uw bedrijfspand

 

Sinds 1 januari 2019 mag uw bv op gebouwen in eigen gebruik ten laste van uw winst afschrijven  tot 100% van de WOZ-waarde. Vóór 2019 mocht u nog tot 50% van de WOZ-waarde afschrijven ten laste van uw winst. Maar had u vóór 2019 al een gebouw in eigen gebruik genomen, waarop nog geen 3 jaar was afgeschreven? In dat geval geldt een overgangsregeling. Uw bv mag dan volgens de oude regels blijven afschrijven tot maximaal 50% van de WOZ-waarde, totdat er 3 hele jaren zijn afgeschreven op het gebouw. Check daarom of u (nog) aan deze voorwaarde voldoet, zodat u ruimer kunt afschrijven.

 

Laat aftrekbaar liquidatieverlies niet verloren gaan

 

Wordt een deelneming van uw bv ontbonden, dan ontstaat mogelijk een liquidatieverlies. Een liquidatieverlies is onder voorwaarden aftrekbaar van de winst. Eén van die voorwaarden is dat de vereffening voltooid moet zijn. Wilt u het liquidatieverlies nog in 2019 in aftrek brengen, zorg dan dat de vereffening in 2019 is afgerond.

 

 

 

Actiepunt

Wilt u in 2020 uw bv liquideren? In dat geval kunt u in een aandeelhoudersbesluit vóór 31 december 2019 vastleggen dat u het boekjaar wilt verlengen tot de liquidatiedatum. U hoeft dan maar één aangifte vennootschapsbelasting te (laten) maken over het boekjaar 2019 tot en met de liquidatiedatum.

 

Stand van zaken beperking lenen bij de eigen bv

 

Bij de Belastingplannen van 2019 werd vorig jaar een wetsvoorstel aangekondigd dat het lenen bij de eigen bv boven de € 500.000 moest beperken. Er werd een conceptwetsvoorstel bekendgemaakt, waarop belangstellenden mochten reageren. Met name de fiscale beroepsorganisaties hadden veel kritiek op de inhoud van dit conceptwetsvoorstel. De verwachting was dat het definitieve wetsvoorstel op Prinsjesdag 2019 zou worden gepresenteerd. Maar dat is niet gebeurd. Kennelijk moet er zoveel aan het conceptwetsvoorstel worden gewijzigd, dat dit niet haalbaar was. Ten tijde van het schrijven dit artikel is aangekondigd dat het wetsvoorstel dit jaar nog zal worden ingediend bij de Tweede Kamer. De beperking van het lenen bij de eigen bv moet in werking treden op 1 januari 2022.

 

Actiepunt

Bent u een aanmerkelijkbelanghouder voor wie deze maatregel gevolgen heeft? Inventariseer uw schulden (niet zijnde eigenwoningschulden) bij uw eigen bv. Zijn deze hoger dan € 500.000? Zorg er dan voor dat u de schuldenlast vóór 2022 zo veel als mogelijk heeft teruggebracht tot maximaal € 500.000.

 

Zorg voor tijdige deponering jaarrekening 2018

 

Zorg dat de jaarrekening 2018 tijdig wordt gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. De uiterste termijn daarvoor is 31 december 2019. Voor een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar gelden de volgende regels. Het bestuur moet binnen 5 maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening opmaken en voorleggen aan de aandeelhouders. De aandeelhouders kunnen het bestuur hiervoor onder bijzondere omstandigheden maximaal 5 maanden uitstel verlenen. Daarna hebben de aandeelhouders 2 maanden de tijd om de jaarrekening vast te stellen. De uiterste datum voor deponering van de jaarrekening 2018 is dus 31 december 2019.

 

Let op: uitzondering maar met escapemogelijkheid

Zijn alle aandeelhouders ook bestuurder (of commissaris) - bijvoorbeeld als u directeur- enig aandeelhouder bent – dan geldt een belangrijke uitzondering als u niets nader regelt. In dat geval wordt de jaarrekening al vastgesteld zodra u deze hebt ondertekend. U moet de  jaarrekening vervolgens binnen 8 dagen na de vaststelling van de jaarrekening deponeren. Wilt u dit niet, dan kunt u van deze wettelijke regeling expliciet afwijken in de statuten van uw bv.

 

Herfinancier uw hypotheek bij uw bv

 

Heeft u in privé een eigenwoningschuld met een hoge rente en heeft uw bv overtollige liquiditeiten? In dat geval kan het herfinancieren van de bankschuld bij uw eigen bv fiscaal voordelig zijn. Zorg wel dat uw eigenwoninglening op zakelijke afspraken is gebaseerd. Vraag uw adviseur om uit te zoeken of herfinanciering bij uw eigen bv ook voor u voordelig is.

 

Laatste kans voor afkoop pensioen met korting of omzetten in ODV

 

Heeft u nog niet besloten wat u wilt met uw pensioen in eigen beheer? Weet dan dat twee van de drie opties die u sinds de stopzetting van de pensioenopbouw in eigen beheer heeft, aan het eind van dit jaar komen te vervallen. Welke opties heeft u ook al weer:

1.     Afkoop van uw pensioen met een korting;

2.     Omzetting van uw pensioen in een oudedagsverplichting;

3.     Premievrije voortzetting tot aan uw pensioendatum.

 

 

 

1.  Afkoop met een korting

Kiest u er dit jaar voor om al uw pensioenaanspraken af te kopen, dan ontvangt u een bedrag ineens in plaats van jaarlijkse uitkeringen vanaf uw pensioendatum. Over dit bedrag ineens moet u belasting betalen, maar u krijgt een korting van 19,5%. Als u dit wilt, moet u dit uiterlijk in 2019 zijn overeengekomen met uw bv en dit hebben vastgelegd in de notulen en de aanvulling op uw pensioenovereenkomst. Ook moet u binnen 1 jaar na de afkoop de Belastingdienst hierover informeren met het speciale informatieformulier, dat ook door uw (ex-)partner(s) moet worden ondertekend. In dit formulier wordt overigens nog steeds de oude termijn van 1 maand vermeld.

 

Let op

U ontvangt bij de keuze voor afkoop een bedrag ineens in plaats van jaarlijkse uitkeringen vanaf uw pensioendatum. U hoeft geen revisierente te betalen, maar uw bv moet wel loonbelasting inhouden en afdragen.

 

2. Omzetting in ODV

Kiest u ervoor om uw in eigen beheer opgebouwde pensioen om te zetten in een oudedagsverplichting (ODV), dan wordt uw omgezette pensioenkapitaal jaarlijks verhoogd met rente. Het op de pensioendatum aanwezige kapitaal moet u gebruiken voor een uitkering. De duur van de uitkering is gerelateerd aan uw AOW-gerechtigde leeftijd. Vanaf die datum hebben de uitkeringen een looptijd van 20 jaar. De uitkeringen mogen op z’n vroegst ingaan 5 jaar voorafgaand aan uw AOW-leeftijd. De duur wordt dan verhoogd met het aantal jaren dat de uitkering eerder is ingegaan. Laat u de uitkeringen ingaan meer dan 2 maanden na het bereiken van uw AOW-leeftijd? In dat geval wordt de periode van 20 jaar gekort met het aantal jaren die tussen de ingangsdatum en de AOW-leeftijd liggen.

Ook als u ervoor kiest om uw pensioen in eigen beheer om te zetten in een ODV, moet u dat dit jaar nog overeenkomen met uw bv en laten vastleggen in de notulen en een aanvulling op de pensioenovereenkomst. Bovendien moet u ook in dit geval binnen 1 jaar na de omzetting in een ODV de Belastingdienst hierover informeren met het speciale informatieformulier, dat ook door uw (ex-)partner(s) moet worden ondertekend. In dit formulier wordt overigens nog steeds de oude termijn van 1 maand vermeld.

 

Actiepunt

ODV-aanspraken gaan na uw overlijden over op uw erfgenamen, terwijl pensioenaanspraken na uw overlijden overgaan op uw partner. De ODV breekt dus met het principe van de pensioenregeling. Dit wordt als onwenselijk gezien. De enige manier om ervoor te zorgen dat uw partner na uw overlijden recht krijgt op de ODV-aanspraken, is door hem/haar erfgenaam te maken. Dat betekent in de praktijk dat uw testament hierop moet worden ingericht. De ODV-aanspraak wordt dan aan uw partner gelegateerd, mits uw partner ook erfgenaam is.

Het is dus niet mogelijk om in een overeenkomst tussen u en uw bv vast te leggen dat de ODV-aanspraken na overlijden overgaan op uw partner.

 

3. Geen keuze

Maakt u dit jaar geen keuze, dan blijft alleen optie 3 over van premievrije voortzetting tot aan uw pensioendatum. Vanaf uw pensioendatum ontvangt u dan periodieke pensioenuitkeringen die dan in de belastingheffing zullen worden betrokken.

 

Tot slot: vergeet uw partner niet

Vergeet niet uw (ex-)partner(s) bij uw beslissing te betrekken. Als u wilt afkopen of omzetten in een ODV, moeten uw partner en/of ex/partner(s) hiermee instemmen!

 

 

Actiepunten voor werkgevers en werknemers

 

Vraag eHerkenning aan

 

Doet u loonaangifte met behulp van het programma op de website van de Belastingdienst en wil u dit ook volgend jaar blijven doen? Dat kan alleen als u overstapt naar ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’. Hiervoor heeft u eHerkenning nodig. Dit is een inlogmiddel voor bedrijven, vergelijkbaar met DigiD. Met eHerkenning kunt u met één inlogmiddel veilig inloggen bij ruim 400 overheidsinstanties. U kunt eHerkenning aanvragen bij door de overheid erkende leveranciers. Maar doe het wel snel, want de tijd dringt om dit nog tijdig te regelen.

 

Ketenmachtiging

Een andere optie is dat u uw adviseur machtigt om van de ketenmachtiging gebruik te maken. Uw adviseur mag dan namens u een online dienst regelen met eHerkenning. U hoeft dan niet zelf een eHerkenningsmiddel aan te vragen.

 

Ook verplicht voor werkgeversportaal UWV!

Sinds 1 november jl. moet u ook door middel van eHerkenning inloggen in het werkgeversportaal bij het UWV. Hierop verwerkt het UWV inkomens-, persoons- en gezondheidsgegevens van werknemers die u als werkgever doorgeeft. De gegevens worden gebruikt om uitkeringen te bepalen. Uit onderzoek blijkt echter dat veel werkgevers de overstap naar eHerkenning nog niet hebben gemaakt. Doe dat zo snel mogelijk, zodat u voorkomt dat uw werknemers hun uitkeringen niet op tijd krijgen. Begin volgend jaar wordt gestart met het afsluiten van de oude inlogmethode. U krijgt hiervan slechts een week van te voren bericht.

 

Voorkom verrassingen bij de jaarafrekening werkkostenregeling

 

In januari 2020 moet u beoordelen of u in 2019 de vrije ruimte hebt overschreden. Blijft het totale eindheffingsloon binnen de vrije ruimte, dan hoeft u geen eindheffing aan te geven en te betalen. Wordt de vrije ruimte overschreden, dan betaalt u 80% eindheffing over het verschil tussen de vrije ruimte en het totale eindheffingsloon. De eindheffing wordt aangegeven in de eerste loonaangifte van 2020. U kunt de eindheffing voorkomen door tussentijds te controleren of u de vrije ruimte niet overschrijdt. Heeft u al in 2019 eindheffing betaald? U kunt dan achteraf te veel of te weinig eindheffing hebben betaald. U corrigeert dit ook in de loonaangifte over het eerste tijdvak van 2020.

 

Let op

Vanaf het aangiftejaar 2020 mag u de eindheffing later aangeven, namelijk pas bij de loonaangifte over het tweede loontijdvak van 2021, die in maart 2021 wordt gedaan.

 

Aanwijzen in 2019

U komt alleen voor een vrijstelling binnen de vrije ruimte in aanmerking en u kunt alleen gebruikmaken van de gerichte vrijstelling als u de vergoeding of verstrekking aanwijst als eindheffingsbestanddeel. De Belastingdienst neemt gedurende het kalenderjaar aan dat zo’n aanwijzing heeft plaatsgevonden als de vergoeding of verstrekking niet tot het loon van de werknemer is gerekend. Ontdekt de Belastingdienst de aanwijzing buiten het kalenderjaar, dan zal de vergoeding of verstrekking worden beschouwd als belast loon van de werknemer. De gerichte vrijstellingen en de vrije ruimte zijn dan niet alsnog van toepassing.

 

 

 

Profiteer nog maximaal van het Lage-inkomensvoordeel

 

Het Pensioenakkoord heeft grote gevolgen voor het Lage-inkomensvoordeel (LIV). Om de uitgaven als gevolg van het Pensioenakkoord te dekken, is voorgesteld om de Wet tegemoetkomingen loondomein aan te passen. Nu zijn er twee groepen werknemers voor wie u het LIV kunt ontvangen, namelijk:

1.     werknemers met een gemiddeld uurloon van gelijk of meer dan € 10,05, maar niet meer dan € 11,07; en

2.     werknemers met een gemiddeld uurloon van meer dan € 11,07, maar niet meer dan € 12,58.

Met ingang van 2020 krijgt u één bedrag voor het LIV van € 0,51 per verloond uur, met een maximum van € 1.000 per werknemer per kalenderjaar. De hoogte van het LIV in 2020 wordt gebaseerd op het gemiddelde uurloon van € 10,05 of meer, maar niet meer dan € 12,58.

Het hoge tarief van € 1,01 per verloond uur en maximaal € 2.000 per werknemer per kalenderjaar vervalt dus.

 

Ook minder jeugd-LIV

Als de plannen doorgaan krijgt u vanaf 2020 ook minder jeugd-LIV. De bedragen worden dan gehalveerd en met ingang van 2024 wordt het jeugd-LIV helemaal afgeschaft. U wordt dus vanaf 2020 minder gecompenseerd voor de verhoging van het minimumjeugdloon sinds juli 2017.

 

Actiepunt

Controleer daarom dit jaar of u maximaal profiteert van het huidige LIV.

 

Dien tijdig aanvraag S&O-afdrachtvermindering in

 

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) gaat wijzigen. Zo komen er vier momenten waarop u per kalenderjaar de afdrachtvermindering S&O kunt aanvragen. Nu zijn dat nog drie momenten. U mag de aanvraag nog indienen op de laatste dag voor de dag waarop de periode van het S&O-werk begint. Nu is dat nog een maand voorafgaand aan die periode. Begint die periode op 1 januari, dan moet u uiterlijk op 20 december van het voorafgaande kalenderjaar de S&O-afdrachtvermindering hebben aangevraagd.

 

Let op

Begint het S&O-werk op 1 januari 2020, dan moet u de aanvraag dus uiterlijk op 20 december 2019 hebben ingediend.

 

De vierde wijziging betreft de situatie waarin u te laat bent met uw aanvraag door een digitale storing bij het aanvraagloket van rvo.nl. Als u om die reden te laat bent, wordt u dat niet aangerekend. Dat geldt ook in het geval u door de storing te laat bent met:

·         de opgave van de burgerservicenummers van de werknemers die de S&O-werkzaamheden uitvoeren;

·         de urenregistratie;

·         de aanlevering van de gerealiseerde kosten en uitgaven.

 

Optimaal vrije ruimte benutten

 

De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt 1,2% van het totale fiscale loon in 2019. U kunt deze ruimte in beginsel gebruiken voor onbelaste vergoedingen of verstrekkingen, zoals een kerstpakket aan uw personeel of een eindejaarsuitkering. Toch wordt de vrije ruimte door veel werkgevers niet helemaal benut. Wilt u uw werknemers nog een extraatje doen, zonder dat u daar veel extra kosten aan heeft? Ga dan na of u hiervoor nog vrije ruimte te besteden heeft. Volgend jaar wordt de vrije ruimte verruimd. U berekent de vrije ruimte dan als volgt: 1,7% van de loonsom tot € 400.000 plus 1,2% van de resterende loonsom.

 

 

 

Pas op met concernregeling

De eindheffing van de werkkostenregeling wordt per werkgever berekend. Maar bestaat uw bedrijf uit bijvoorbeeld verschillende bv’s, waarbij werknemers op de loonlijst staan? In dat geval past u mogelijk de zogenaamde ‘concernregeling’ toe. Bij de concernregeling mag u de eindheffing berekenen over het totale fiscale loon van alle bv’s die tot het concern behoren. Omdat u daardoor eerder de grens van € 400.000 overschrijdt, kunt u geen gebruikmaken van de verruiming van de vrije ruimte. Past u de concernregeling niet meer toe, dan kan elke bv afzonderlijk mogelijk wel profiteren van de verruiming. Controleer daarom of u volgend jaar misschien moet afzien van de toepassing van de concernregeling in de werkkostenregeling.

 

Let op

U mag vergoedingen en verstrekkingen ten laste van uw vrije ruimte brengen als het gebruikelijk is dat de werknemer deze onbelast krijgt. De Belastingdienst beschouwt vergoedingen en verstrekkingen van maximaal € 2.400 per persoon per jaar in ieder geval als gebruikelijk. Bedragen van minder dan € 2.400 kunt u dus in ieder geval onbelast vanuit de vrije ruimte uitkeren.

 

Vanaf 2020 langer LKV voor doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden

 

U kunt via uw loonaangifte loonkostenvoordelen (LKV’s) aanvragen voor werknemers in bepaalde doelgroepen, ALS U DEZE NIEUW AAN GAAT NEMEN .

Die groepen werknemers zijn:

1.     werknemers van 56 jaar of ouder;

2.     arbeidsgehandicapte werknemers;

3.     iemand uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden; en

4.     herplaatste arbeidsgehandicapte werknemers met een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering.

 

U kunt onder de huidige regelgeving voor de groepen 1, 2 en 3 maximaal 3 jaar een tegemoetkoming krijgen. Voor groep 4 is die termijn 1 jaar. Vanaf 2020 vervalt de maximumduur voor de derde doelgroep. U krijgt het LKV dan voor deze groep zolang de werknemer aan de voorwaarden voldoet.

 

Let op

Wilt u gebruikmaken van de LKV’s, dan moet u over een doelgroepverklaring beschikken.

De werknemer moet de doelgroepverklaring aanvragen binnen 3 maanden na de datum van indiensttreding (doelgroepen 1, 2 en 3) of van herplaatsing na 2 jaar ziekte (doelgroep 4). 

 

Actiepunt

Heeft u de doelgroepverklaring van het UWV, dan moet u vervolgens de juiste gegevens van de werknemer over het dienstverband en de doelgroepverklaring zo spoedig mogelijk - maar uiterlijk in januari 2020 - aan uw salarisadministrateur verstrekken. Hij/zij kan dan over elk loontijdvak tijdig het juiste LKV aanvragen via het indienen van loonaangiften of correcties op al ingediende loonaangiften.

 

Maak gebruik van extra subsidie Praktijkleren

 

Wordt uw bedrijf volgens de codes van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI-codes) ingedeeld in de sectoren landbouw, horeca of recreatie? In dat geval kunt u de komende vijf jaar – met ingang van het huidige studiejaar 2019-2020 – gebruikmaken van een aanvullende subsidie boven op de reguliere subsidie Praktijkleren. U komt in aanmerking voor de extra tegemoetkoming in de loonkosten voor een praktijkleer- of werkleerplaats door te investeren in de scholing van medewerkers. Voor de extra subsidie wordt een bedrag van € 10,6 miljoen gereserveerd, dat als een apart onderdeel in de subsidieregeling Praktijkleren wordt ondergebracht.

 

 

Einde overgangsregeling indeling in vaksector voor uitzendwerkgevers

 

De uitzondering voor uitzendbureaus om onder bepaalde voorwaarden te worden ingedeeld in een vaksector in plaats van ‘sector 52, Uitzendbedrijven’ is sinds 25 mei 2017 vervallen. Maar was uw  uitzendbureau al vóór die datum ingedeeld in een vaksector, dan heeft u die indeling behouden, zolang de werkzaamheden niet wijzigen. Uw uitzendbureau kon in een vaksector worden ingedeeld als meer dan 50% van het premieplichtige loon aan die sector kon worden toegerekend. De premies in die vaksector zijn in de meeste gevallen lager dan in de sector Uitzendbedrijven. Toch wordt vanaf 1 januari 2020 ook uw uitzendbureau ingedeeld in de sector 52, Uitzendbedrijven. Dan eindigt namelijk de overgangsregeling.

 

Let op

U ontvangt eind 2019 een nieuwe beschikking sectorindeling van de Belastingdienst. Heeft u die onterecht niet vóór 1 januari 2020 ontvangen, dan u moet u dit melden bij de Belastingdienst/kantoor Amsterdam/ Bureau indelingszaken.

 

Gesplitste aansluiting

Het is ook mogelijk dat uw bedrijf verplicht gedeeltelijk wordt ingedeeld in sector 52. Dat is het geval als meer dan 15% maar niet meer dan 50% van het premieloon kan worden toegerekend aan het ter beschikking stellen van personeel. Het overige deel wordt ingedeeld in een sector die voor de andere werkzaamheden geldt.

 

Uitzonderingen

Twee groepen terbeschikkinggestelde werknemers worden uitgezonderd voor de indeling in sector 52:

1.     Werknemers die in dienst zijn bij een werkgever die onder een concern valt (personeels-bv). De sectorindeling van het inlenende concernonderdeel bepaalt dan de sectorindeling van de personeels-bv;

2.     Payrollmedewerkers. Heeft uw bedrijf alleen payrollmedewerkers in dienst, dan wordt uw bedrijf vanaf 1 januari 2020 ingedeeld in sector 45 (zakelijke dienstverlening).

 

Bereid u voor op de wijzigingen in de WW-premie

 

Per 1 januari 2020 hangt de WW-premie niet meer af van de sector waarin u door de Belastingdienst bent ingedeeld. De WW-premie wordt bepaald door de aard van het arbeidscontract. U betaalt dan de lage premie (2,94%) bij een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die geen oproepovereenkomst is. In de andere gevallen betaalt u de hoge premie (7,94%). Wilt u de lage premie kunnen toepassen, dan zullen de schriftelijke contracten voor werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn, bij de loonadministratie moeten worden bewaard. Ontbreken de schriftelijke contracten, dan zullen deze alsnog moeten worden opgesteld. Het is ook toegestaan om hiervoor een aanvulling in uw loonadministratie op te nemen, waaruit blijkt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is. Deze aanvulling moet door u en uw werknemer ondertekend zijn. Ook zult u de aard van de overeenkomst op de loonstrook en in de loonaangifte moeten vermelden.

 

Actiepunt

Inventariseer of u werknemers heeft met veel extra (betaalde) uren of overuren. Als die extra uren de contracturen met 30% of meer overschrijden, moet de door u in 2020 betaalde lage WW-premie achteraf worden herzien in de hoge WW-premie.

Check tijdig of u aan alle voorwaarden voldoet en onderneem waar nodig actie, zodat u volgend jaar niet onnodig de hoge WW-premie moet betalen.

 

 

 

Check de looptijd van uw tijdelijke contracten

 

De nieuwe regels van de ‘Wet arbeidsmarkt in balans’ hebben op 1 januari 2020 onmiddellijke werking. Dit betekent dat u nu al kunt profiteren van de verruimde ketenregeling. Loopt een tijdelijk contract in 2019 af, dan is een relevante vraag of en zo ja, welke verlenging u een medewerker aanbiedt. Dat hangt heel erg af van de duur van de vorige arbeidsovereenkomst(en). Als u in 2019 de 24 maanden overschrijdt, zal er alsnog een contract voor onbepaalde tijd ontstaan. De bestaande ketenregeling schrijft immers voor dat u maximaal 3 tijdelijke arbeidscontracten gedurende maximaal 2 jaar mag aanbieden. Maar overschrijdt u pas in 2020 deze 2 jaar en heeft u nog geen 3 tijdelijke contracten aangeboden, dan is er niets aan de hand. Op dat moment geldt namelijk dat u gedurende 3 jaar 3 tijdelijke arbeidscontracten mag aanbieden. U kunt dus dit jaar al profijt hebben van de nieuwe wetgeving. Om te bepalen of en hoe u hiervan kunt profiteren, doet u er verstandig aan om de bestaande tijdelijke contracten te (laten) inventariseren.

 

Uw oproepkrachten vaste uren aanbieden

 

Nu de inwerkingtreding van de ‘Wet arbeidsmarkt in balans’ op 1 januari 2020 een feit is, kunt u dit jaar al voorbereidingen treffen als u gebruikmaakt van oproepkrachten. Zij krijgen volgend jaar namelijk meer rechten. Als een contract 12 maanden heeft geduurd moet u de werknemer bijvoorbeeld een aanbod doen voor een vast aantal uren gebaseerd op het gemiddelde van de afgelopen 12 maanden. U bent gehouden om dit binnen 1 maand na afloop van deze periode te doen. Voor werknemers die in 2019 al aan dit vereiste voldoen, kent de nieuwe regeling 1 maand uitstel. Concreet betekent dit dat u aan deze groep werknemers vóór 1 februari 2020 een aanbod moet hebben gedaan. Kortom, het aantal uren in 2019 is hiervoor dan bepalend. Het is daarom verstandig om alvast de werknemers in kaart te brengen van wie het contract eind 2019 twaalf maanden of langer heeft geduurd. U weet dan aan welke werknemers u vóór 1 februari 2020 een aanbod moet hebben gedaan.

 

Actiepunt

U moet uw werknemers na 12 maanden een aanbod voor vaste uren doen. Maar uw werknemer hoeft daar niet op in te gaan. Hij of zij kan er dus voor kiezen om flexibel te blijven werken. Het is wel verstandig om dit vast te leggen. Een werknemer kan dan niet achteraf stellen dat hij of zij nooit heeft afgezien van uw aanbod en dus recht heeft op het loon voor de vaste uren. Doe in ieder geval wel het aanbod! Want doet u dat niet, dan loopt u het risico van een loonvordering over de uren die u had moeten aanbieden.

 

 

Ontslag uitstellen

 

Bent u van plan om een werknemer te ontslaan? Het kan dan verstandig zijn om daarmee tot na de jaarwisseling te wachten. Ten eerste omdat het ontslagrecht dan is versoepeld. U kunt dan namelijk ontslaggronden combineren als u via de kantonrechter een werknemer wilt ontstaan. Nu bestaan er de volgende acht ontslaggronden:

a)     bedrijfsbeëindiging of vervallen arbeidsplaatsen (bedrijfseconomische redenen);

b)    langdurige ziekte of gebreken werknemer;

c)     regelmatige ziekte of gebreken werknemer;

d)    disfunctioneren (niet door ziekte of gebrek);

e)     verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;

f)     werkweigering;

g)    verstoorde arbeidsrelatie;

h)     andere omstandigheden waardoor de arbeidsrelatie in redelijkheid niet kan voortduren, zoals gevangenschap of illegaliteit.

 

 

 

Per 1 januari 2020 komt daar dus de mogelijkheid om de ontslaggronden te cumuleren bij. Dit is de zogenoemde ‘i-grond’. Daarmee hoeft niet per ontslaggrond een volledig dossier te zijn opgebouwd, maar mag u elementen uit meerdere ontslaggronden met elkaar combineren. Dat geldt overigens alleen voor de onder c tot en met h genoemde ontslaggronden. Dit zijn alle subjectieve ontslaggronden, terwijl de ontslaggronden a en b objectieve ontslaggronden zijn, waarvoor het ontslag in eerste aanleg via het UWV loopt en niet via de kantonrechter.

 

Let op

Aan het combineren van ontslaggronden kan wel een prijskaartje hangen, want de kantonrechter kan in dat geval een extra transitievergoeding tot 50% toekennen aan de werknemer. Maar tegelijkertijd wordt de transitievergoeding volgend jaar anders berekend, wat weer in uw voordeel kan uitpakken.

 

Regels payrolling wijzigen

Door de ‘Wet arbeidsmarkt in balans’ wijzigen volgend jaar ook de regels voor payrolling. Zo gaan voor uw payrollmedewerkers dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor de werknemers die bij u in dienst zijn in een gelijke of gelijkwaardige functie. Bovendien geldt het lichtere arbeidsrechtelijke regime van de uitzendovereenkomst – zoals de bijzondere ketenregeling – niet langer voor de payrollovereenkomst.

 

Actiepunt

Laat in kaart brengen welke werknemers bij u als payrollmedewerker in dienst zijn en of er nog steeds behoefte is aan payrolling. Wellicht is uitzenden interessanter voor uw onderneming.

 

Overgangsregeling

Er is voor bestaande payrollcontracten wel een overgangsregeling getroffen. Loopt het bestaande tijdelijke payrollcontract door na 1 januari 2020, dan verandert dat contract niet direct in een contract voor onbepaalde tijd. Ook niet als dit al het derde of volgende contract is. Het bestaande contract mag eerst worden uitgediend, pas bij het volgende contract of wanneer er een wijziging in de overeenkomst wordt doorgevoerd, ontstaat een contract voor onbepaalde tijd.

 

Wijzigingen in de transitievergoeding

 

De gewijzigde berekeningswijze van de transitievergoeding kan ook een reden zijn om het ontslag van een werknemer uit te stellen. U bent deze vergoeding volgend jaar weliswaar al verschuldigd vanaf de eerste dag dat een werknemer bij u in dienst is (en niet meer pas na 24 maanden), maar in veel gevallen zal die vergoeding toch aanmerkelijk lager uitvallen dan de transitievergoeding die u nu nog moet betalen. Dat komt door de andere berekeningswijze, waarbij met name de bijzondere berekening voor lange dienstverbanden (vanaf 10 jaar) en 50-plussers komt te vervallen. Iedereen ontvangt dan 1/3e van het maandsalaris per dienstjaar.

 

Actiepunt

Vanaf 1 januari 2020 bent u ook verplicht om de ontslagreden van een werknemer in de loonaangifte in te vullen, zodat het UWV sneller over deze informatie beschikt.

 

 

 

Actiepunten voor alle belastingbetalers

Minder eigenwoningforfait en renteaftrek

 

Het eigenwoningforfait gaat in 2020 omlaag. Voor woningen met een WOZ-waarde van meer dan € 75.000 en minder dan € 1.080.000 (bedrag 2019)) bedraagt de forfaitaire bijtelling 0,60% (in 2019: 0,65%) over de WOZ-waarde. Daarboven blijft het forfait 2,35% over de WOZ-waarde boven € 1.080.000.

 

Afbouw aftrek geen of kleine eigenwoningschuld

De regeling waarbij u geen eigenwoningforfait hoeft bij te tellen bij uw inkomen als u geen of slechts een kleine hypotheek heeft, wordt stapsgewijs in 30 jaar afgeschaft. De aftrek wordt jaarlijks met 3,1/3% verlaagd. In 2019 is de aftrek beperkt tot 96,2/3%. In 2020 wordt de aftrek beperkt tot 93,1/3%. Houd hiermee rekening.

 

Minder hypotheekrenteaftrek

De tariefschijven in de loon- en inkomstenbelasting worden al in 2020 (in plaats van 2021) teruggebracht naar twee schijven: een schijf van 37,35% en een schijf van 49,5%. De tweede schijf begint bij een inkomen vanaf € 68.507. Dit beginpunt van de tweede schijf wijzigt niet tot en met 2021. Het kabinet houdt wel vast aan de vorig jaar aangenomen afbouw van aftrekposten in de hoogste belastingschijf. Valt uw inkomen in de hoogste belastingschijf? In dat geval is de hypotheekrente in 2020 nog aftrekbaar tegen een tarief van 46% (nu: 49%).

 

Actiepunt

U mag in 2019 de hypotheekrente over de periode 1 januari tot 1 juli 2020 vooruitbetalen en in 2019 in aftrek brengen. Doe dit wel in overleg met uw bank. Er zijn banken die hier niet aan meewerken. Als het kan, laat dan de vooruitbetaling schriftelijk vastleggen. U heeft dan tegenover de Belastingdienst een bewijs van betaling.

 

Aflossen op uw eigenwoningschuld of niet

 

De vermindering van de hypotheekrenteaftrek in de komende jaren is voor u wellicht aanleiding om af te lossen op uw eigenwoningschuld. Maar dat is niet altijd voordelig.

Bent u namelijk van plan te verhuizen en heeft u eerder afgelost op uw eigenwoningschuld, dan wordt uw renteaftrek voor een nieuwe hypotheek mogelijk beperkt door de werking van de zogenoemde bijleenregeling. Uw eigenwoningreserve (het verschil tussen de netto verkoopprijs van uw verkochte woning en uw hypotheek) is groter geworden door de eerdere aflossing op de eigenwoningschuld. U wordt geacht deze (grotere) reserve te herinvesteren in uw nieuwe woning. In zoverre heeft u geen renteaftrek voor de nieuwe eigenwoningschuld.

 

 

 

 

Levering van uw verkochte woning uitstellen of juist niet

 

Verkoopt u dit (na)jaar uw eigen woning met een overwaarde, maar heeft u aan het eind van het jaar nog geen nieuwe eigen woning gekocht? U doet er dan verstandig aan om de levering uit te stellen tot na 1 januari 2020. Zolang de levering nog niet heeft plaatsgevonden, blijft de woning tot box 1 behoren. De overwaarde hoeft u dan op de peildatum 1 januari 2020 niet tot uw box-3-vermogen te rekenen. Is uw hypotheekschuld hoger dan de waarde van uw woning, dan staat uw woning ‘onder water’? In dat geval is levering in 2019 juist voordelig voor de box-3-heffing. Dit geldt ook als u nog dit jaar een woning wilt kopen met eigen vermogen.

 

Check de looptijd van uw dubbele hypotheekrenteaftrek

 

Staat uw voormalige eigen woning te koop en bent u inmiddels verhuisd naar een andere eigen woning? Of heeft u de woning al wel verkocht, maar nog niet overgedragen aan de koper? U kunt dan tijdelijk zowel de rente van de hypotheek op uw voormalige woning als van de hypotheek op uw huidige eigen woning in aftrek brengen in uw IB-aangifte. Dat geldt ook voor de situatie waarin u al een woning heeft gekocht, maar nog niet bent verhuisd of waarin u een woning laat bouwen. De termijn voor de dubbele hypotheekrenteaftrek is in de regel drie jaar. Ga na of u nog dubbele renteaftrek heeft. Zo niet, laat uw voorlopige aanslag/teruggaaf 2020 aanpassen.

 

Loopt uw termijn af voor dubbele renteaftrek bij verhuur?

 

Verhuurt u tijdelijk uw niet verkochte eigen woning? Tijdens de verhuur heeft u dan geen renteaftrek. Maar als die verhuur eindigt binnen de 3-jaarstermijn voor dubbele renteaftrek, dan herleeft de dubbele renteaftrek voor de resterende termijn van 3 jaar. Zodra de 3-jaarstermijn is verstreken, heeft u daarna bij beëindiging van de verhuur definitief geen recht meer op renteaftrek, tenzij u zelf weer in de tijdelijk verhuurde woning gaat wonen. Vervalt uw renteaftrek? Laat uw voorlopige teruggaaf/aanslag 2020 aanpassen.

 

Verhuur niet verkochte woning nog even uitstellen of juist niet

 

Overweegt u om uw niet verkochte eigen woning tijdelijk te verhuren? In dat geval kan het verstandig zijn om dit over de jaarwisseling heen te tillen. De woning en de hypotheek gaan namelijk tijdens de verhuurperiode tot uw box 3-vermogen behoren. De peildatum voor de box 3-heffing is 1 januari van het kalenderjaar. Heeft u nog overwaarde op uw niet verkochte woning en stelt u de aanvang van de verhuur uit tot na de jaarwisseling, dan bespaart u dus box-3-belasting. Als uw woning ‘onder water’ staat, kan het wel aantrekkelijk zijn om de verhuur nog dit jaar te starten.

 

Anticipeer op minder kostenaftrek

 

Heeft u een inkomen dat wordt belast in de hoogste belastingschijf? Dan krijgt u vanaf 2020

ook te maken met de afbouw van de persoonsgebonden aftrekposten, zoals de aftrek van giften, ziektekosten en betaalde partneralimentatie. De afbouw vindt de komende jaren plaats totdat een aftrek tegen een tarief van 37,05% is bereikt. Dit jaar heeft u nog aftrek tegen 51,75%, volgend jaar nog maar tegen 46%. Het heeft dus zin om aftrekposten naar voren te halen door extra giften te doen aan een goed doel of door uw alimentatieverplichting af te kopen. Laat u adviseren over de mogelijkheden die er voor u zijn.

 

Let op

De aftrekbeperking geldt niet voor premies voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en lijfrentepremies.

 

 

Tijdig lijfrentepremie betalen

 

Heeft u een pensioentekort, dan kunt u hiervoor een aanvullend inkomen regelen. Bijvoorbeeld door bij een verzekeraar een lijfrentepolis te sluiten of bij een bank een lijfrentebankspaarproduct. De lijfrentepremie die u in 2019 heeft betaald, kunt u aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting 2019 die u volgend jaar indient bij de Belastingdienst. Het is niet meer mogelijk om na afloop van het jaar de lijfrentepremie te betalen en dan de aftrek terug te wentelen naar het voorafgaande jaar.

 

Actiepunt

Bent u in de afgelopen vijf jaar toch vergeten om de lijfrentepremie in aftrek te brengen? Verzoek dan bij de Belastingdienst om een ambtshalve vermindering. U moet dan wel kunnen aantonen dat u de lijfrentepremies niet hebt afgetrokken. Dat kunt u doen met kopieën van de ingediende aangiften inkomstenbelasting van de afgelopen jaren en de aanslagen over die jaren. Bewaar daarom uw oude aangiften.

 

 

 

 

 

Benut aftrek scholingsuitgaven

 

De aftrek scholingsuitgaven wordt vervangen door een individuele leerrekening. Dit wordt een niet fiscale subsidieregeling: het STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie). Het is echter nog niet duidelijk wanneer deze wijziging in werking treedt. De beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2020 wordt in ieder geval niet gehaald. Maakt u dit jaar nog studiekosten, dan kunt u die in elk geval nog in aftrek brengen.

 

Verlaag uw box-3-grondslag

 

De definitieve forfaitaire rendementspercentages voor de box-3-heffing in 2020 zijn bekendgemaakt (tussen haakjes forfaitair rendementspercentages 2019):

 

Belastbaar vermogen

Forfaitair rendementspercentage

tot € 72.797

1,80% (1,94%)

€ 72.797 tot € 1.005.572

4,22% (4,45%)

boven de € 1.005.572

5,33% (5,60%)

 

Dit betekent een verlaging van de box-3-heffing voor alle belastingplichtigen die deze heffing moeten betalen. Hoe groter uw vermogen is, des te meer rendement u geacht wordt te maken en dus hoe meer box-3-heffing u moet betalen. Het kan dus verstandig zijn om uw box-3-vermogen te verlagen. Dat kan bijvoorbeeld door de geplande aankoop van dure goederen die niet tot box 3 worden gerekend (denk aan een auto, boot of kunstwerk), nog dit jaar te doen of door uw belastingschulden voor het einde van het jaar te betalen.

 

Vermogen in box 3 fiscaal voordelig verdelen

 

De forfaitaire rendementen in box 3 lopen op naarmate u meer box-3-vermogen heeft (zie de tabel hiervoor). Over de forfaitaire rendementen betaalt u 30% box-3-heffing. Het is dus van belang om uw vermogen tussen u en uw partner te verdelen. Heeft u bijvoorbeeld een box-3-vermogen van € 130.000, dan is het verstandig om dit zo over u beiden te verdelen, dat bij ieder van u het forfaitaire rendementspercentage van 1,80% van toepassing is. Verdeelt u niet, dan bedraagt dat percentage 4,22% voor zover uw belastbare box-3-vermogen (dus na aftrek van het heffingsvrije vermogen) meer bedraagt dan € 72.797.

 

 

Onderzoek de alternatieven

Voor de grotere vermogens is het zinvol om te kijken of er alternatieven zijn. Zo kunt u misschien beter uw eigenwoningschuld aflossen, of uw vermogen overbrengen naar een open fonds voor gemene rekening of misschien wel naar een bv? Het is de moeite waard om dit eens te laten uitzoeken.

 

Voorlopige aanslag of teruggaaf laten aanpassen

 

Heeft u inkomsten waarover geen loonheffing wordt ingehouden en u pas achteraf inkomstenbelasting moet betalen? U kunt dan een voorlopige aanslag aanvragen, zodat u de verschuldigde inkomstenbelasting gespreid over het jaar alvast betaalt. Heeft u aftrekposten waarmee bij de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting rekening gehouden moet worden, dan kunt u alvast om een voorlopige teruggaaf vragen, zodat u de teruggaaf alvast krijgt in maandelijkse termijnen in de loop van het jaar. In beide gevallen vindt de eindafrekening met de Belastingdienst plaats na afloop van het jaar, wanneer u de aangifte inkomstenbelasting hebt ingediend. Heeft u dan te weinig inkomstenbelasting betaald of juist te veel teruggaaf gehad, dan moet u die belasting alsnog betalen. Vanaf 1 juli van het jaar na het betreffende belastingjaar betaalt u bovendien 4% belastingrente. Dat kunt u voorkomen door de voorlopige aanslag of teruggaaf tijdig te laten aanpassen. Doet u dat vóór het einde van het jaar, dan kan al vanaf januari 2020 hiermee rekening gehouden worden.

 

Actiepunt

Verwacht u een wijziging in uw inkomen of in uw privéomstandigheden? Of heeft u uw hypotheek overgesloten naar een hypotheek met een veel lagere rente, waardoor u veel minder renteaftrek heeft? Of heeft u een inkomen in de hoogste tariefschijf, dan heeft u volgend jaar aanmerkelijk minder aftrek. Allemaal redenen waarom u waarschijnlijk uw voorlopige aanslag of teruggaaf 2020 moeten laten aanpassen.

 

Erfbelasting besparen via schenkingen aan uw kinderen

 

Bij uw overlijden wordt over uw vermogen erfbelasting geheven. Uw kinderen betalen 10% en/of 20% erfbelasting. Door tijdens uw leven gespreid te schenken, draagt u alvast vermogen over aan uw kinderen. Bij uw overlijden is er dan minder vermogen waarover zij erfbelasting verschuldigd zijn. Schenken levert dus in de toekomst een belastingbesparing op. U kunt fiscaal vriendelijk vermogen overhevelen naar uw kinderen door jaarlijks een bedrag van € 5.428 (in 2019) vrijgesteld te schenken. Uw kinderen hoeven dan geen aangiftebiljet voor de schenkbelasting in te dienen. Als u meer schenkt, moet over het meerdere schenkbelasting worden betaald. In dat geval moeten uw kinderen uiterlijk vóór 1 maart 2020 een aangiftebiljet voor de schenkbelasting hebben ingediend.

 

Eenmalig vrijgesteld schenken aan uw kinderen

Naast de jaarlijkse schenking kunt u uw kinderen (of hun partners) als zij ouder zijn dan 18 en jonger dan 40 jaar, ook eenmalig een hoger bedrag vrijgesteld schenken. Deze eenmalige schenking bedraagt € 26.040 (in 2019). Daarnaast kunt u aan deze kinderen – in plaats van de eenmalig verhoogde schenking – ook een extra verhoogde vrijgestelde schenking doen van € 54.246 (in 2019). Zij moeten de schenking dan wel gebruiken voor een dure studie. Voor deze schenking is een notariële schenkingsakte nodig. Tot slot kunt u uw kinderen een eenmalige vrijgestelde schenking voor de eigen woning doen van maximaal € 102.010 (2019).

 

Gespreid vrijgesteld schenken voor de eigen woning

U mag de maximaal vrijgestelde schenking voor de eigen woning ook spreiden over drie aaneensluitende kalenderjaren. Heeft u bijvoorbeeld in 2017 € 30.000 aan uw kind geschonken, dan mag u de resterende (maximaal) € 70.000 over 2018 en 2019 spreiden.

 

 

 

Digitaal aangifte doen

Uw kind moet een schenkingsaangifte indienen voor de eenmalig vrijgestelde schenkingen. Daarin doet uw kind een beroep op de eenmalige vrijstelling. Uw kind moet die aangifte vóór 1 maart 2020 indienen. Dat kan digitaal door met de DigiD in te loggen op MijnBelastingdienst.

 

Zorg dat schenking tijdig aan onderhoud eigen woning is besteed

 

Heeft u in 2017 uw kind een verhoogde schenking gedaan voor onderhoud of verbetering van zijn/haar eigen woning, waarbij uw kind de verhoogde schenkingsvrijstelling heeft toegepast? Attendeer uw kind er dan op dat hij/zij ervoor moet zorgen dat de schenking eind 2019 daaraan moet zijn besteed en dat de verbouwings- of onderhoudswerkzaamheden moeten zijn afgerond. Anders vervalt de vrijstelling alsnog. 

 

 

Minder premie en hogere kostengrens NHG-hypotheek

 

De kostengrens voor een hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gaat op 1 januari 2020 omhoog van € 290.000 naar € 310.000. Koopt u een woning met energiebesparende voorzieningen, dan is het plafond € 328.600 (in 2019: € 307.400). De NHG-premie gaat bovendien in 2020 omlaag van 0,9% naar 0,7%. U bespaart daardoor maximaal € 620 premie. Hebt u koopplannen en wil u gebruikmaken van de NHG, dan is het verstandig om daarmee te wachten tot 2020. Wil u voor uw huidige hypotheek nog een NHG, dan kan het zijn dat u dit jaar nog in actie moet komen.

 

Actiepunt

Vanaf 2020 kunt u voor uw bestaande hypotheek alleen nog een NHG krijgen als uw woning niet meer waard is dan € 310.000. Nu geldt die beperking niet. Heeft u nu een woning die meer waard is dan € 310.000, maar heeft u een hypotheek (inclusief oversluitkosten) die lager is dan de huidige kostengrens van € 290.000, dan kunt u dit jaar nog met NHG oversluiten. 

 

 

  

In deze uitgave is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot 21 november 2019. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kunt u altijd contact met ons opnemen.